09
februari
2016
|
09:53
Europe/Amsterdam

Studie CE Delft: bijstook biomassa in kolencentrales overbodig voor energieakkoord

Alternatief pakket 600 miljoen euro goedkoper en drie keer zoveel banen

In het Energieakkoord spraken de ondertekenaars af dat er 14% hernieuwbare energie moet zijn gerealiseerd in Nederland in 2020. Naast de inzet van energie uit zon, wind, bodem en water is ook afgesproken dat er maximaal 25 PJ aan de 14%-doelstelling mag worden bijgedragen door de inzet bij- en meestook van biomassa (BMS) in kolencentrales.

Recentelijk zijn verschillende moties aangenomen die kunnen leiden tot de sluiting op korte termijn van de laatste vijf kolencentrales in Nederland. Er is dan ook geen capaciteit meer om biomassa mee te stoken. Tegen deze achtergrond hebben Natuur & Milieu en energieonderneming Eneco CE Delft opdracht gegeven om:

  • te onderzoeken of er alternatieven zijn voor de meestook van biomassa die nog niet zijn afgesproken in het Energieakkoord;
  • wat de subsidiekosten en overige effecten van deze alternatieven zijn voor Nederland.

CE Delft vergelijkt twee alternatieven voor het bijstoken van biomassa in kolencentrales:

1. wind op zee, zonne-energie, biostoom en biowarmte. Dit bespaart 600 miljoen euro.

2. het ombouwen van een kolencentrale tot biomassacentrale. Dit kost 900 miljoen euro extra.

Op basis van de studie van CE Delft kan worden geconcludeerd dat biomassa bijstook in kolencentrales niet nodig is om de doelstelling van 14% duurzame energie in 2020 te halen. Een pakket met wind op zee, zonne-energie en biowarmte vormt een uitstekend alternatief voor het halen van de 14%-doelstelling in 2020. Dit pakket is 600 miljoen euro goedkoper, levert drie keer zoveel banen op in Nederland en zorgt voor een lagere energierekening ten opzichte van bijstook biomassa. Het alternatief leidt ook tot vier keer meer economische toegevoegde waarde voor Nederland dan het bijstoken van biomassa in kolencentrales.

Het tweede alternatief, ombouwen van een kolencentrale tot biomassacentrale, is minder aantrekkelijk. Dit alternatief is juist duurder dan het huidige voorstel, levert minder banen op en heeft een negatief effect op de energietransitie. Met dit tweede alternatief is het echter ook mogelijk om de 14% doelstelling uit het energieakkoord te behalen.