ROTTERDAM,
06
oktober
2015
|
14:05
Europe/Amsterdam

Reactie Eneco op Kamerbrief minister Kamp

Onderstaand volgt de reactie van Eneco op de gisteren gepubliceerde brief van minister Kamp over amendement 25 en 17 die zijn ingediend bij de behandeling van wetsvoorstel 34199 / STROOM. De reactie van Eneco is steeds vetgedrukt in de tekst van de brief van de minister.

Bijgevoegd, in reactie op uitspraken van de minister, de opinie van prof. mr. S.C.J.J. Kortman inzake de positie van netbeheerder Stedin ingeval er sprake zou zijn van insolventie Eneco Holding

Amendement nr. 25 van het lid Smaling c.s. – bijzondere inwerkingtredingsbepaling voor groepsverbod

“Amendement nr. 25 regelt dat de eis dat distributiesysteembeheerders onafhankelijk moeten zijn van productie, handel en levering, het zogenaamde groepsverbod, pas in werking kan treden als het Europese recht een dergelijke splitsing vereist.

De netwerken voor gas en elektriciteit – de zogenaamde systemen – vormen een natuurlijk monopolie dat wordt gefinancierd door alle Nederlandse afnemers middels gereguleerde tarieven. De splitsing tussen systeembeheer enerzijds en productie, handel en levering anderzijds, het zogenaamde groepsverbod, is met de inwerkingtreding van de Wet onafhankelijk netbeheer (Won) in 2008 neergelegd in de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet. De betrouwbaarheid van vitale infrastructuren wordt met het groepsverbod veiliggesteld door de systemen te laten beheren door een onafhankelijke systeembeheerder voor wie dat beheer de kernactiviteit is.”

Minister Kamp:

“Ook kunnen de risico’s van productie, handel of levering niet meer terugslaan op de systemen en de inkomsten uit de systemen kunnen worden aangewend voor de noodzakelijke investeringen in de systemen.”

Reactie Eneco; Dit is onjuist. Uit art. 10, lid 9 van de Elektriciteitswet (art. 4.2-4.3 STROOM) volgt dat een netbeheerder een aparte rechtspersoon, BV of NV, moet zijn. Dit brengt mee dat een netbeheerder niet wordt geraakt door schulden of een faillissement van een andere BV of NV van het concern. De netbeheerder heeft immers als rechtspersoon een eigen, apart en zelfstandig vermogen dat los staat van het vermogen van het energiebedrijf en de holding.

Bovendien gelden de solvabiliteits- en liquiditeitseisen uit het Besluit Financieel Beheer Netbeheerders[1]. Een netbeheerder moet volgens deze regeling voldoen aan een minimale verhouding eigen vermogen / vreemd vermogen. Zelfs in het geval van een eventueel faillissement van de holding mag een curator deze wettelijke eis niet overtreden door vermogen aan de netbeheerder te onttrekken (zie ook reactie van professor Kortmann).

“Na de inwerkingtreding van de Won hebben Eneco, Delta en Essent een juridische procedure aanhangig gemaakt. De Hoge Raad heeft de Staat in het gelijk gesteld door te bepalen dat de Won proportioneel is en daarmee niet in strijd is met het Europees recht. Behoudens Eneco en Delta voldoen alle bedrijven inmiddels aan het groepsverbod. Er bestaan geen andere geïntegreerde bedrijven in publieke handen meer. Nu het groepsverbod terugdraaien creëert een ongelijk speelveld en een vreemde situatie op de Nederlandse markt. Conform de Elektriciteitswet 1998 van voor de splitsing moesten de geïntegreerde energiebedrijven in handen van Nederlandse publieke aandeelhouders zijn.”

Reactie: Nederland is het enige land in Europa dat splitsing doorvoert. Ook wordt het niet voorgeschreven door Europees beleid. Splitsing is daarmee een nationale kop op het Europese beleid en zet Nederlandse bedrijven op achterstand, zowel op de Nederlandse als op de energiemarkt in de rest van West-Europa. Nederlandse bedrijven kunnen dan niet genieten van het voordeel van een kapitaalkrachtige balans en een daaruit voortvloeiende relatief betere credit rating. Effect is dat Nederlandse bedrijven dan veel minder in staat zijn om nog te investeren in kapitaalintensieve investeringen zoals windparken, biomassa-installaties en warmtenetten. En indien Eneco of Delta worden overgenomen door een buitenlands geïntegreerd bedrijf dan schieten Nederlandse energieleveranciers zoals de Nederlandse Energie Maatschappij daar niets mee op, maar alle grote hoofdkantoren staan dan wel in het buitenland en daarmee ook de zeggenschap.

Minister Kamp:

“Met de Won zijn de geïntegreerde bedrijven gesplitst, waarbij is vastgelegd dat de infrastructuurgroepen in Nederlandse publieke handen moeten blijven.”

Reactie: Het bestaande privatiseringsverbod voorkomt al dat bijvoorbeeld de netten van Stedin of Delta Netbeheer door middel van een (buitenlandse) overname in handen kunnen komen van een privaat bedrijf in binnen of buitenland. De elektriciteit- en gaswet wet schrijft namelijk voor dat een netbeheerder (direct of indirect) in eigendom moet zijn van gemeente of provincie waardoor privatisering van de netbeheerder categorisch wordt verboden (art. 93 elektriciteitswet, art. 85 Gaswet en artikel 4.8 STROOM). Alleen (de aandelen in) het energiebedrijf kan (kunnen) worden verkocht aan een private partij. De netten worden dus al wettelijk beschermd op het vlak van publiek eigenaarschap. Dat maakt de splitsingswet ook op dit punt onnodig.

Minister Kamp:

“De productie- en leveringsactiviteiten konden geprivatiseerd worden, aangezien bij deze activiteiten geen sprake is van een natuurlijk monopolie en bij de systemen wel. Met deze stap zijn 5 miljoen huishoudens verzekerd van een toekomstvast systeem dat beheerd wordt door een onafhankelijk systeembeheerder.”

“De 2,5 miljoen huishoudens die zijn aangesloten bij Delta en Eneco hebben deze zekerheid nog niet.”

Reactie: Ook de huishoudens die zijn aangesloten op de netbeheerder van Delta en Eneco zijn verzekerd van een toekomstvast systeem dat door een onafhankelijke netbeheerder wordt beheerd. De onafhankelijkheid wordt reeds gewaarborgd door de volgende wetgeving;

1) Art. 11 E-wet (art. 4.6 STROOM) bepaalt dat het bestuur van de netbeheerder en de meerderheid van diens Raad van Commissarissen geen binding mogen hebben met een energiebedrijf.

2) Het energiebedrijf (PLB) zoals Eneco mag zich niet bemoeien met de uitvoering van de wettelijke taken door Stedin (art. 16, lid 4 E-wet; art. 4.6, lid 2 STROOM).

3) Regelgeving garandeert voldoende de kwaliteit en investeringen. Netbeheerders zoals Stedin en Delta Netbeheer moeten tweejaarlijks het zogenaamde Kwaliteits-en Capaciteits Document indienen waarin de investeringen in de netten worden bepaald. Hierover wordt gesproken met ACM. Dit is het instrument om de betrouwbaarheid van de netten op peil te houden. Dat gebeurt ook nu bij Stedin (art.21 E-wet; art. 5.11, lid 1 STROOM).

“Met het amendement wordt bij inwerkingtreding van de wet, teruggegaan naar de situatie van voor de inwerkingtreding van de Won, terwijl in de praktijk geïntegreerde bedrijven zijn gesplitst waarbij het commerciële deel is geprivatiseerd. Hierdoor zou de situatie ontstaan dat de huidige onafhankelijke infrastructuurgroepen in Nederlandse publieke handen, zoals Alliander en Enexis, weer mogen investeren in productie- en leveringsactiviteiten. Dit terwijl productie- en leveringsbedrijven die na splitsing geprivatiseerd zijn, zoals Nuon en Essent, of nieuwe spelers, zoals de Nederlandse Energie Maatschappij en Budget Energie, geen systemen kunnen verwerven, omdat de systemen in Nederlandse publieke handen moeten blijven. “

Reactie: De minister draait de zaak om. Als gevolg van het groepsverbod is er een ongelijk speelveld in Nederland ontstaan. Nuon en Essent maken al deel uit van een groep waartoe buitenlandse systeembeheerders behoren. Zij kunnen daardoor genieten van gunstige financieringsvoorwaarden. Uit de jaarverslagen van beide bedrijven, maar ook van EON en GDF-Suez blijkt dat ze volledig worden gefinancierd door hun moederbedrijf 

Minister Kamp:

“Partijen die de systemen in eigendom hebben, zouden dan – naast een financieel voordeel – een concurrentievoordeel hebben ten opzichte van andere producenten en leveranciers. Via de systemen komen ze bijvoorbeeld al binnen bij de consument. Deze positie kunnen ze benutten om deze consumenten laagdrempelig te benaderen.”

Reactie: Dit is onjuist. De netbeheerder moet producenten en leveranciers gelijk behandelen. Art. 18 lid 1 E-wet (art. 4.13, lid 1 STROOM) schrijft in het algemeen voor dat Stedin non-discriminatoir moet handelen waardoor een verbonden PLB bedrijf niet bevoordeeld mag worden ten opzichte van concurrenten.

Meer in het bijzonder mag een netbeheerder gegevens, die commerciële waarde hebben, niet alleen voor zich zelf gebruiken. Hij moet die aan iedereen beschikbaar stellen op gelijke voet (art. 79 lid 2 E-wet; art. 5.22, lid 3 STROOM). Bovendien geldt een geheimhoudingsplicht voor de netbeheerder voor gegevens die hij verkrijgt bij de uitvoering van wettelijke taken (art. 79, lid 1 E-wet; art. 5.22, lid 4 STROOM). Die mag hij niet gebruiken voor commerciële activiteiten. ACM ziet hierop toe.

Minister Kamp:

“Nog veel ernstiger zou zijn dat we bij het terugdraaien van de Won ook weer terug bij af zijn: de systeemgebruikers lopen het risico dat het systeem waar ze voor betalen in de praktijk als onderpand voor risicovolle commerciële activiteiten wordt gebruikt. De potentiële winst zit bij het bedrijf, het risico bij de systeemgebruikers. Ik ontraad dit amendement.”

Reactie: Dit is onjuist. Het systeem mag niet als onderpand worden ingezet voor productie, levering of handel ( art. 17, lid 3, sub b en c E-wet; art. 4.7 STROOM).

Amendement nr. 17 van het lid Klever – geen mogelijkheid voor kruisparticipaties

“Het amendement schrapt de mogelijkheid voor transmissiesysteembeheerders om kruisparticipaties aan te gaan.

Internationale samenwerking heeft tot doel de voorzieningszekerheid en de betaalbaarheid te bevorderen en te zorgen voor een betere afstemming van investeringen. Ook is de versterking van internationale samenwerking nodig voor de transitie naar een duurzame energiehuishouding. Zo wordt elektriciteit uit zon of wind soms opgewekt op grote afstand van waar zij wordt gebruikt. Deze internationale samenwerking kan versterkt en gestabiliseerd worden door een aandelenruil. Door het uitwisselen van aandelen worden de belangen van de beide partijen in een internationale samenwerking verder gelijkgeschakeld en ontstaat er een bestendige en langdurige samenwerking. Het kabinet verbindt heldere en stevige voorwaarden aan een aandelenruil:

• De meerderheid van de aandelen en zeggenschap blijft in handen van de Staat.

• Er moet toegevoegde waarde zijn vanuit de publieke belangen betaalbaarheid, betrouwbaarheid of duurzaamheid.

• De onafhankelijkheid van TenneT en GTS mag op geen enkele wijze in het geding komen.

• Er moet een positieve business-case zijn.

Uw Kamer wordt vooraf betrokken bij de beoordeling van concrete voorstellen tot een kruisparticipatie. Het amendement zou er toe leiden dat transmissiesysteembeheerders alleen losse samenwerkingsverbanden kunnen aangaan, waarin geen gelijkschakeling van belangen en geen stabiele en langdurige samenwerking mogelijk is. Dat kan te beperkt zijn. Gelet op de waarborgen die er zijn om een concreet voorstel te beoordelen zie ik ook niet in waarom het blokkeren van de mogelijkheid tot kruisparticipaties wenselijk is. Om deze redenen ontraad ik dit amendement.”

Reactie: Door de kruisparticipatie kan Tennet deel gaan uitmaken van een groep waartoe een buitenlandse systeembeheerder behoort die is verbonden met een energiebedrijf dat doet aan productie, levering en handel. Dit, terwijl de minister betoogt dat het groepsverbod voor systeembeheerders noodzakelijk is om de risico’s van productie, levering en handel te vermijden. Dit is ongerijmd en inconsistent.

[1] Het Besluit Financieel Netbeheer bevat vier ratio’s voor o.a. liquiditeit en solvabiliteit;

a. het bedrijfsresultaat voor rente en belasting gedeeld door de bruto rentelasten bedraagt ten minste 1,7;

b. de som van de netto winst uit gewone bedrijfsuitoefening, afschrijvingen, amortisatie, latente belastingen, overige kostenposten waarvoor geen kasgeld noodzakelijk is en bruto rentelasten gedeeld door de bruto rentelasten bedraagt ten minste 2,5;

c. de som van de netto winst uit gewone bedrijfsuitoefening, afschrijvingen, amortisatie, latente belastingen en overige kostenposten waarvoor geen kasgeld noodzakelijk is gedeeld door de totale schuld bedraagt ten minste 0,11;

d. de totale schuld gedeeld door de som van de totale schuld en het eigen vermogen inclusief minderheidsbelangen en preferente aandelen is maximaal 0,7.