Rotterdam,
19
juli
2013
|
10:00
Europe/Amsterdam

Grootste Nederlandse windpark op zee vol leven

Prinses Amaliawindpark van Eneco bestaat vijf jaar

Samenvatting

Het Prinses Amaliawindpark van Eneco is met 60 windmolens het grootste Nederlandse windpark. Het park is sinds 1 juli 2008 operationeel en sindsdien is veel onderzoek gedaan naar de impact op de fauna. In het algemeen kan worden gesteld dat er nauwelijks nadelige gevolgen zijn. Recent onderzoek toont wel het bestaan van twee diertjes aan die nog niet eerder in het Nederlandse deel van de Noordzee zijn aangetroffen: een bepaald type mosdiertje en een vlokreeftje.

Prinses Amaliawindpark

Het Prinses Amaliawindpark (PAWP) heeft een vermogen van 120 MegaWatt. Dat is goed voor groene stroom voor zo’n 125.000 huishoudens.  Het park ligt op het Nederlandse Continentaal Plat, op een afstand van 23 tot 26,4 kilometer van de kust bij IJmuiden. De waterdiepte varieert van 19 tot 24 meter. In totaal zijn 60 windmolens geplaatst in een gebied van 14 km2. Om erosie te voorkomen, is rond de turbinepalen een laag met stortstenen aangelegd met een diameter van 15 meter. Onderdeel van de vergunning, die door Rijkswaterstaat is afgegeven, is dat er onderzoek gedaan moet worden naar de impact die het windpark heeft op het zeeleven. Het onderzoek is uitgevoerd door verschillende onafhankelijke onderzoeksinstituten. Momenteel is Eneco de onderzoeken, in goed overleg met Rijkswaterstaat Zee en Delta, aan het afronden.

Epifauna: Kleine diertjes op funderingspalen en stenen
Voordat het windpark er was, bestond de bodem in vooral uit zand. De 60 funderingspalen met de stortsteen eromheen, betekent voor het leven in zee een nieuw soort leefgebied: hard substraat. In het algemeen kunnen daar andere diersoorten leven dan op zand. Het onderzoekscentrum eCOAST heeft onderzocht welke diersoorten en zeewiertjes er op het hard substraat leven. Dat is gedaan door van vier windturbines en van stortsteen video-opnames te maken en door aangroeiing van de palen af te schrapen. Uit de resultaten blijkt dat drie jaar na de bouw zich al een soortenrijke gemeenschap heeft ontwikkeld. In totaal werden 85 soorten gevonden, vooral kreeftachtigen, gelede wormen, mosdiertjes en neteldieren.

Het windpark voegt 0,12% substraat toe aan het gebied in de vorm van stenen en funderingen, waar vroeger alleen zand was. Qua dierenleven heeft het harde substraat voor een verrijking gezorgd: door de rijkdom van fauna op het nieuwe harde substraat, is de dichtheid in het gebied van het kleine dierenleven met 10 procent toegenomen en de biomassa zelfs met 49 procent. Dat betekent ook een toename van voedsel voor andere dieren. Ook werden twee diertjes ontdekt  die niet eerder in het Nederlandse deel van de Noordzee werden aangetroffen: Celleporella hyalina, een mosdiertje van hooguit 1mm dat glasachtig doorschijnende kolonies vormt, en Stenothoe sp., een vlokreeftje met een apart, bijna bolvormig lichaam.

 Beide nieuwe soorten zijn geen exoten maar Europese soorten die uit het zuiden (vlokreeftje) en het noorden (mosdiertje) opgeschoven zijn. Het toont aan dat een windmolenpark kan helpen bij het uitbreiden van het verspreidingsgebied (de zogenaamde ‘stepping stone’ functie) van een diersoort.

Diertjes op en in de zandbodem
Ecologen hebben het hier over de macrobenthosgemeenschap; nog met het oog waarneembare diertjes die in de zandbodem leven. Om de impact van het windpark en het bijhorende verbod op visserij te onderzoeken, zijn in maart 2012 door eCOAST met een bodemschaaf en een boxcore monsters genomen op diverse plaatsen binnen het park en in drie gebieden in de buurt. Tussen de vier gebieden werden geen significante verschillen gevonden in densiteit, biodiversiteit en biomassa. Ook waren er geen verschillen in beschadiging aan schelpen (een indicatie voor visserijdruk). Geconcludeerd is dat de bouw van het windmolenpark en de daarbij behorende maatregelen, zoals het verbod op visserij, nog geen effect hebben gehad op de bodemfauna in het gebied. De resultaten van een nieuw onderzoek in april 2013 worden op dit moment geanalyseerd.

Bruinvissen
Bruinvissen zenden vrijwel continu echosignalen uit. Zo verkennen ze hun omgeving op zoek naar prooivissen. Die akoestische signalen kunnen door onderwatermicrofoons worden gemeten. Onderzoeksinstituut Imares heeft gelijktijdige metingen gedaan binnen en buiten het windpark. Een analyse van de meetgegevens heeft laten zien dat er geen verschil was tussen de waarnemingen binnen en buiten het park. De onderzoekers denken daarom dat de aanwezigheid van dit windpark niet uitmaakt voor de bruinvissen. Opvallend is dat onderzoek naar bruinvissen bij andere windparken, verschillende resultaten laten zien. In Denemarken lijken bij één park minder bruinvissen voor te komen, bij het andere Nederlandse windpark op zee (Offshore Windpark Egmond aan Zee, OWEZ) 15 kilometer voor de kust van Egmond in ieder geval niet minder bruinvissen en bij een ander park in Denemarken, net als bij PAWP, is geen verschil te meten. Waarom dit zo verschillend is, weten onderzoekers nog niet.

Vogels
Imares heeft ook onderzocht hoe zeevogels reageren op offshore windparken. Dit hebben zij gedaan door het tellen van vogels vanaf schepen die vaste routes binnen en buiten het park afleggen. Hierbij is niet alleen naar het PAWP gekeken, maar ook naar het OWEZ-windpark. Deze parken liggen dicht bij elkaar in zee. Wel zijn er verschillen: het PAWP bestaat uit relatief veel, wat kleinere turbines (4.3 turbines/km2) en het OWEZ wat minder (1,3/km2) en wat hogere turbines. Een ander verschil is dat PAWP wat verder uit de kust ligt (resp 23 en 15 km) en in wat dieper water dan OWEZ (resp.19-24 m en 18-20m). Binnen het PAWP komen in het algemeen geen kustvogels voor; in het OWEZ gebied wel. Het PAWP veroorzaakt daarom geen verstoring van gevoelige vogelsoorten zoals duikers of zee-eenden en ligt qua effecten gunstiger dan het OWEZ.Aalscholvers profiteren van het PAWP. Ze maken gebruik van de werkplatforms op de turbines om uit te rusten en hun veren te drogen. Ook meeuwen worden vaak gezien in het windpark, maar sommige soorten lijken in het ene park wel en in het andere park niet te worden verstoord. Analyses van meeuwen zijn ingewikkeld, hun aanwezigheid hangt vaak samen met de aanwezigheid van vissersboten. In de windparken mag niet meer gevist worden, waardoor de aanwezigheid van meeuwen verklaard kan worden.Sommige soorten vogels worden wel verstoord door het PAWP, zoals Jan van Genten en zeekoeten. De aantallen in de windparken waren lager maar de soorten waren nooit volledig afwezig. De onderzoekers denken dat dat komt door de andere inrichting van het park. Voor het volgende windpark dat Eneco zal gaan bouwen in zee, windpark Eneco Luchterduinen 23 kilometer voor de kust van Noordwijk en Zandvoort, zal vervolgonderzoek plaatsvinden, waarbij naar effecten van alle drie de parken zal worden gekeken.